Onze school is verbonden met twee peuterspeelzalen van Partou en van KindeRdam die zijn gevestigd in het Millinxparkhuis.
Kinderen kunnen aangemeld worden vanaf hun derde verjaardag.
Wanneer een kind vier jaar wordt, mag het starten op De Akker. Er zijn 8 leerjaren.
We werken stevig aan taal, rekenen en de sociale vaardigheden. Daarnaast leert een kind nog veel meer. We geven wereldoriëntatie, sporten veel, we leren Engels, we knutselen en er is een grote bibliotheek waar leerlingen wekelijks boeken lezen.
Hieronder ziet u een enorme lijst met wat kinderen leren op onze school, te beginnen in groep 1 tot en met het einde van de Basisschool.
Wat leren kleuters van groep 1
Kring
- Leerlingen leren te luisteren naar de leerkracht en naar elkaar
- Leerlingen leren een gesprek te voeren met de leerkracht en met elkaar
Spel
- Leerlingen leren met elkaar te spelen
- Leerlingen leren gevarieerd te spelen
Werkgedrag
- Leerlingen leren een opdracht uit te voeren
- Leerlingen leren bij een taak te blijven
- Leerlingen leren 10 minuten zelfstandig te werken
Sociaal-emotioneel
- Leerlingen leren op te komen voor zichzelf
- Leerlingen leren conflictjes zelf op te lossen
- Leerlingen leren vrienden te maken
- Leerlingen leren de juf te vertrouwen
Woordenschat / Nederlands
- Aan de hand van 8 thema;s leren de kinderen ieder jaar minimaal 1000 nieuwe woorden begrijpen en gebruiken.
- Leerlingen leren zinnen maken met goede zinsvolgorde
- Leerlingen leren vragen te begrijpen.
Voorbereidend rekenen
- Leerlingen leren de telrij 1 t/m 10
- Leerlingen leren 1 t/m 10 voorwerpen te tellen
- Leerlingen leren cijfers 1 t/m 5 herkennen
- Leerlingen leren de kleuren rood, geel, blauw, groen, oranje, bruin, paars, lichtblauw, lichtgroen, wit, zwart aanwijzen
- Leerlingen leren rekenbegrippen zoals lang, dik, groot, veel, meer, evenveel en vergelijken hoeveelheden
- Leerlingen leren puzzels tot minimaal 25 stukjes maken
Voorbereiden lezen
- Leerlingen leren woorden in lettergrepen te verdelen en lettergrepen samen te voegen tot woorden
- Leerlingen leren taalbegrippen zoals vooraan, midden, hetzelfde, eerste, tweede, volgende
Motoriek
- Leerlingen leren lichaamsdelen benoemen
- Leerlingen leren te knippen
- Leerlingen leren potlood goed vast te houden
- Leerlingen leren beheerst te bewegen
Materialen
- Leerlingen leren te bouwen
- Leerlingen leren met constructiemateriaal om te gaan
- Leerlingen leren met ontwikkelingsmateriaal om te gaan
Wat leren kleuters van groep 2
Kring
- Leerlingen leren te luisteren naar de leerkracht en naar elkaar
- Leerlingen leren een gesprek te voeren met de leerkracht en met elkaar
Spel
- Leerlingen leren met elkaar te spelen
- Leerlingen leren gevarieerd te spelen
Werkgedrag
- Leerlingen leren een opdracht uit te voeren
- Leerlingen leren bij een taak te blijven
- Leerlingen leren 20 minuten zelfstandig te werken
Sociaal-emotioneel
- Leerlingen leren op te komen voor zichzelf
- Leerlingen leren conflictjes zelf op te lossen
- Leerlingen leren vrienden te maken
- Leerlingen leren de juf te vertrouwen
Woordenschat / Nederlands
- Aan de hand van 8 thema’s leren de kinderen ieder jaar minimaal 1000 nieuwe woorden begrijpen en gebruiken.
- Leerlingen leren zinnen maken met goede zinsvolgorde
- Leerlingen leren vragen te begrijpen.
- Leerlingen leren een verhaal te vertellen
Voorbereidend rekenen
- Leerlingen leren de telrij 1 t/m 20 en van 20 t/m 1
- Leerlingen leren 1 t/m 10 voorwerpen te tellen
- Leerlingen leren cijfers 1 t/m 10 herkennen
- Leerlingen leren hoeveelheden samen te voegen, te vergelijken en de hoeveelheid in meer of minder te bepalen
- Leerlingen leren de kleuren rood, geel, blauw, groen, oranje, bruin, paars, lichtblauw, lichtgroen, wit, zwart benoemen
- Leerlingen leren rekenbegrippen zoals langste, dikker, grootste, meer, minste, evenveel, eraf
- Leerlingen leren puzzels tot minimaal 64 stukjes maken
Voorbereiden lezen
- Leerlingen leren woorden in klanken te verdelen en klanken samen te voegen tot woorden
- Leerlingen leren taalbegrippen zoals vooraan, midden, hetzelfde, eerste, tweede, volgende
- Leerlingen leren rijmen
Motoriek
- Leerlingen leren lichaamsdelen benoemen, zoals elleboog, kin, wimper
- Leerlingen leren te knippen
- Leerlingen leren potlood goed vast te houden en vanuit de vingers te bewegen
- Leerlingen leren schrijfpatronen te maken
- Leerlingen leren beheerst te bewegen
Materialen
- Leerlingen leren te bouwen en van een voorbeeld na te bouwen
- Leerlingen leren met constructiemateriaal om te gaan
- Leerlingen leren met moeilijker ontwikkelingsmateriaal om te gaan
Wat leren kinderen in groep 3
Sociaal-emotioneel:
- vertellen en delen van eigen ervaringen
- aardig doen, hulp vragen en hulp geven
- samen werken en samen spelen
- zichzelf presenteren
- een keuze maken
- opkomen voor zichzelf
- ruzie oplossen
- de leerkracht vertrouwen
Werkgedrag:
- een taak op zich nemen en uitvoeren
- 20 minuten zelfstandig werken
- gerichte hulp vragen/geven
- zelf kijken naar het werk: heb ik het goed gedaan?
Taal:
- begrijpen van instructietaal: een voorbeeld: “doe je boek open bij taak 3”
- vergroten van de woordenschat met minimaal 1500 woorden
- gespreksregels hanteren: luisteren naar elkaar, elkaar laten uitspreken, reageren op elkaar.
Lezen:
-beseffen dat lezen “zin” heeft
-in de eerste maanden worden 34 klanktekens/letters geleerd
-vanaf de eerste dag woorden lezen
-vanaf de eerste weken: zinnen lezen en begrijpen, later ook verhalen lezen en begrijpen
-eind groep 3 moet minimaal leesniveau E3 gehaald worden
Rekenen:
- werken met hoeveelheden, bijv. met blokjes en het rekenrek : in de eerste maanden tot 10 ( erbij doen, eraf halen)
- werken met hoeveelheden tot 20, tot 100, met het rekenrek en de getallenlijn.
- sommen begrijpen, in de eerste maanden tot 10, later tot 20: 3+3= 5-2=
- sommen automatiseren, uit het hoofd het antwoord weten, tot 10 5+ 2= 8-3=
- begrijpen van de rekensom bij dagelijkse belevenissen (samen snijden we de appel in 8 stukjes,
hoeveel krijg jij dan en hoeveel stukjes krijg ik?)
Schrijven:
- werken met schrijfpotlood; een goede lichaamshouding en het potlood op de goede manier
vasthouden
- cijfers leren schrijven
- van alle leesletters wordt ook de schrijfletter geleerd
- de laatste maanden leren de kinderen in groep 3 de letters “aan elkaar schrijven”(verbinden)
Creatieve vakken: tekenen , handvaardigheid
- een idee , een plan hebben om uit te voeren
- kunnen omgaan met diverse teken- en knutsel materialen
- plezier hebben in de uitwerking van het idee en zorgvuldig werken
Motoriek:
- vaardigheden leren en uitbreiden
- plezier hebben in het bewegen
- samen sportief zijn
Wat leren kinderen in groep 4
Sociaal-emotioneel:
- Vertellen en delen van eigen ervaringen.
- Aardig doen.
- Samen werken en samen spelen.
- Jezelf presenteren.
- Een keuze kunnen maken.
- Opkomen voor jezelf.
- Een ruzie oplossen.
- De leerkracht vertrouwen.
Deze onderdelen worden aangeboden in de methode ‘Kinderen en hun sociale talenten’. De doelen worden gemeten door middel van het meetinstrument SCOL, welke twee keer per jaar wordt ingevuld door de leerkracht.
Werkgedrag:
- Een taak op je nemen en uitvoeren.
- Dertig minuten zelfstandig werken/ verwerken.
- Gerichte hulp vragen en geven.
- Zelf kijken naar het gemaakte werk: heb ik het goed gedaan?
Deze onderdelen worden ingeoefend tijdens alle lessen waar zelfstandige verwerking inbegrepen is. Hierbij gebruiken we hulpmiddelen als de terugloopklok, het stoplicht, de zelfstandig werken dobbelsteen en de beertjesmethode.
Middels observatie en reflectie van de leerkracht (soms in samenspraak met de kinderen) wordt bepaald of de doelen behaald zijn.
Taal:
- Het vergroten van de woordenschat: woorden leren (woordbetekenissen en relaties tussen woorden) en woorden leren leren ( strategieën en taalbeschouwing).
- Spreken en luisteren: omgaan met vragen en antwoorden, uitleggen, delen van ervaringen, gesprekken voeren, verslag doen, voorlezen en voordragen.
- Zinsbouw en woordbouw: leren hoe zinnen in elkaar zitten, taalvaardigheid en schriftelijke taalvaardigheid verbeteren, ervaren hoe woorden in elkaar zitten.
- Schrijven van teksten waarin leestekens gebruikt worden.
- Gespreksregels hanteren: luisteren naar elkaar, elkaar laten uitspreken en reageren op elkaar.
- Deze onderdelen worden aangeboden in de methode ‘Zin in Taal’. De doelen worden d.m.v. methodegebonden toetsen beoordeeld.
Lezen:
- Beseffen dat lezen zin heeft.
- Correct lezen: het foutloos lezen van woorden, zinnen en teksten.
- Vlot lezen: ervoor zorgen dat het lezen vlot verloopt zodat het niet belemmerend werkt op het goed kunnen lezen van een tekst.
- Vloeiend lezen: een tekst zonder haperingen en met goede intonatie lezen. De intonatie moet afgestemd worden op de inhoud van de tekst.
- Leesplezier: doordat het technisch lezen goed gaat, verloopt het lezen makkelijker en ervaren kinderen dat ze plezier kunnen beleven aan lezen.
- Voorlezen: regelmatig voorlezen met overtuiging en passie vergroot ook het leesplezier van de kinderen.
Aan het einde van groep 4 moeten de leerlingen leesniveau E4 bereikt hebben. Deze onderdelen worden aangeboden in de methode ‘Estafette’ en de leerkrachten lezen iedere dag voor.
Door middel van toetsen en controletaken van de methode ‘Estafette’ wordt de leesvaardigheid van de kinderen in kaart gebracht en hiermee kan worden nagegaan of de doelen van de niveaus ‘midden 4’ en ‘eind 4’ bereikt zijn. Ook maken we gebruik van de CITO toetsen DMT, AVI en technisch lezen.
Begrijpend lezen:
- Aangeven met welk doel de kinderen een tekst lezen.
- Teksten analyseren en begrijpen.
- Aangeven wat de structuur van een tekst is.
- Hoofdgedachte, thema en onderwerp in een tekst kunnen bepalen,
- Teksten kritisch lezen.
Deze onderdelen worden aangeboden in de methode ‘Overal tekst’.
Door middel van de methodegebonden toetsen en de CITO toets Begrijpend Lezen wordt bepaald of de gestelde doelen behaald zijn.
Rekenen:
- Oriëntatie op de getallen tot en met 100.
- Optellen en aftrekken tot en met 100.
- De tafels van vermenigvuldiging.
Deze onderdelen worden aangeboden in de methode ‘Wereld in getallen’.
Door middel van de methode gebonden toetsen en de CITO toetsen Rekenen en Wiskunde wordt beoordeeld of de doelen zijn behaald.
Spelling:
- Tenminste 80% van de aangeboden frequente en hoogfrequente woorden foutloos schrijven.
- De fonologische strategie hanteren bij klankzuivere woorden of woorddelen met ten hoogste vier medeklinkers achter elkaar (streep, herfst).
- Tenminste 80% van de aangeboden woorden foutloos schrijven waarin één van de volgende spellingcategorieën voorkomt:
- ng / nk
- oor / eer / eur
- u-klank geschreven als e
- sch of schr
- ei / ij
- au / ou
- d / t
- f / v
- s / z
- aai / ooi / oei
- woorden eindigend op –ig of –lijk
- kmk- of kmmk-middenstukjes (open- en gesloten lettergrepen).
Deze doelen worden aangeboden in de methode ‘Taalleesland’ onderdeel: Spelling.
Door middel van methode gebonden toetsen en de CITO toets Spelling wordt bekeken of de gestelde doelen behaald zijn.
Schrijven:
- Schrijven met een goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering.
- Bevorderen van de arm -, hand- en vingermotoriek.
- Inoefenen van het verbonden schrift.
- Aanleren en inoefenen van de hoofdletters.
- Aanleren en inoefenen van de hoofdletters in verbonden schrift.
- Cijfers schrijven.
- Leesttekens schrijven.
- Leren schrijven tussen liniatuur.
-
Deze onderdelen worden aangeboden in de methode ‘Pennenstreken’, schrijfboekjes B1 en B2 en de oefenboekjes B1 en B2.
Door middel van twee tempotoetsen die worden aangeboden in oktober en april wordt bepaald of de gestelde doelen behaald zijn.
Creatieve vakken: tekenen, handvaardigheid, muziek en dans:
- Een idee, een plan hebben om uit te kunnen voeren.
- Kunnen omgaan met diverse teken- en knutselmaterialen.
- Plezier hebben in de uitwerking van het idee/plan.
- Zorgvuldig werken.
- Plezier hebben in ontspanning.
- Jezelf durven uiten en laten zien.
-
Deze onderdelen worden aangeboden door de leerkrachten tijdens de lessen handvaardigheid, dans en muziek en door de vakleerkracht tijdens de lessen ‘Tekenen is meer’. Door middel van observatie van de leerkracht wordt bekeken of de gestelde doelen behaald zijn.
Wat leren kinderen in groep 5
Schrijven:
- Schrijven met goede zithouding, papierligging en potloodhantering.
- Automatisering van omzetting van kleine letters in hoofdletters
- Schrijven van leestekens en cijfers.
- Schrijven van lange woorden.
- Schrijven tussen aangegeven liniatuur
Rekenen:
- Automatisering voortzetten van alle tafels
- Automatisereng voortzetten van -/+ sommen t/m 20
- Optellen en aftrekken t/m 1000
- Structuren van getallen/getalnotatie
- Handig rekenen
- Verder en terugtellen t/m10000
- Delen met rest
- Tafels met tientallen en keersommen boven de 10
- Halveren en verdubbelen
- Geld: 1,10,100,500 en geld terugkrijgen/gepast betalen
- Meten: mm, cm, dm,m, km
- Inhoud: liter en halve liters en kwart liters
- Gewichten: 1kg, grammen
- Klokkijken: Analoog en digitaal/tijdsduur bepalen
- Plattegronden aflezen van bouwsels
- Begin verhoudingstabellen
- Diagrammen aflezen
- Omtrek/oppervlakte (beginnetje)
- Jaar en maandkalender
Taal:
Spreken en luisteren:
- omgaan met vragen en antwoorden
- uitleggen
- delen van ervaringen, meningen en emoties
- omgaan met elkaar
- vertellen en spelen
- gesprekken voeren
- beschrijven
- mededelingen doen en berichten
- verslag doen
- voorlezen en voordragen.
Woordenschat:
- Woorden leren
- Woorden leren leren->strategieën
- nieuwe moeilijke woorden met hun betekenissen
Zinsbouw:
- woorden voor mensen dieren of dingen(zelfst nw)
- hoe ze kunnen zijn(bijv nw)
- en wat ze doen(werkwoorden)
- Leestekens/hoofdletters
- Lidwoorden
- voorzettsels
Woordbouw:
- De vormen van woorden kunnen veranderen(werkwoorden/zelfst nw)
- Samengestelde woorden/werkwoorden
- Afleidingen
- Verkleinwoorden
- Tegenwoordige tiijd/verleden tijd
- Enkelvoud/ meervoud
Schrijven (stellen)
- Gedachten en gevoelens geordend op papier krijgen
Begrijpend lezen:
1 De leerlingen kunnen aangeven met welk doel ze een tekst lezen.
1.1 Ze kunnen hun eigen leesmotivatie/leesdoel benoemen.
1.2 Ze kunnen beoordelen of een tekst relevant is voor hun leesdoel.
1.3 Ze kunnen de wijze waarop ze de tekst lezen afstemmen op het leesdoel.
1.4 Ze hebben kennis van verschillende soorten teksten en/of bronnen.
2 De leerlingen kunnen teksten analyseren en begrijpen.
2.1 Ze kunnen informatie koppelen aan hun eigen kennis of ervaring.
2.2 Ze kunnen woordbetekenissen achterhalen met behulp van woord-leerstrategieën.
2.3 Ze kunnen uiterlijke structuurkenmerken (titel, tussenkopjes, beel¬delementen en/of
opvallende woorden) gebruiken om te voorspellen waar een tekst(deel) over gaat.
2.4 Ze kunnen voorspellen hoe een verhaal verdergaat en/of afloopt.
2.5 Ze kunnen zichzelf vragen stellen om de tekst beter te begrijpen.
2.6 Ze kunnen het taalgebruik en de toon in een tekst interpreteren, bijvoorbeeld
ouderwets/modern, formeel/informeel, beleefd/onbeleefd, beknopt/uitgebreid,
zakelijk/wervend, letterlijk/figuurlijk, beeldspraak.
2.7 Ze kunnen verwijswoorden herkennen en kunnen aangeven waarnaar deze verwijzen.
2.8 Ze kunnen tussen de regels door lezen (lezen wat er niet staat).
3 De leerlingen kunnen aangeven wat de structuur van een tekst is.
3.1 Ze kunnen uiterlijke structuurelementen in een tekst, zoals titel, tussenkopjes, witregels,
alinea’s, beeldelementen herkennen en gebruiken.
3.2 Ze kunnen de inleiding, de kern en het slot aangeven.
3.3 Ze kunnen de tijdsvolgorde in teksten aangeven.
3.4 Ze kunnen in de structuur van teksten verschillende taal-denkrelaties herkennen en
gebruiken: probleem/oplossing, oorzaak/gevolg, doel/middel, overeenkomsten en
verschillen.
3.5 Ze kunnen voorbeelden herkennen en gebruiken.
3.6 Ze kunnen opsommingen herkennen en gebruiken.
3.7 Ze kunnen schema's, tabellen en grafieken lezen.
4 De leerlingen kunnen hoofdgedachte, thema en onderwerp in een tekst bepalen.
4.1 Ze kunnen hoofd- en bijzaken onderscheiden en de grote lijnen ontdekken.
4.2 Ze kunnen een tekst{deel) samenvatten.
4.3 Ze kunnen kernwoorden en kernzinnen in teksten, tekstdelen of alinea's aanwijzen.
4.4 Ze kunnen een tekst visualiseren en/of in een schema zetten.
5 De leerlingen kunnen teksten kritisch lezen.
5.1 Ze kunnen het doel van de schrijver benoemen.
5.2 Ze kunnen aangeven voor welke doelgroep de tekst bestemd is.
5.3 Ze kunnen argumenten in een tekst herkennen en vergelijken met hun eigen mening.
5.4 Ze kunnen een tekst verbinden met hun eigen kennis of mening.
5.5 Ze kunnen hun voorspelling voordat zij de tekst gingen lezen, controleren.
5.6 Ze kunnen werkelijkheid van fantasie onderscheiden.
5.7 Ze kunnen feiten van meningen onderscheiden.
5.8 Ze kunnen een tekst beoordelen op juistheid en betrouwbaarheid.
5.9 Ze kunnen conclusies trekken en vragen over de tekst beantwoorden.
5.10 Ze kunnen reflecteren op een tekst, waaronder hun eigen mening geven.
5.11 Ze kunnen teksten met elkaar vergelijken.
Studievaardigheden:
1 Hanteren van studieteksten: samenvatten, uit-treksel maken, aantekeningen maken, hoofd-gedachte en centrale vraag weergeven; sche-matiseren in tabellen, diagrammen, grafieken; beoordelen van tekst op bruikbaarheid, feiten en meningen, conclusies.
2 Hanteren van informatiebronnen: alfabetiseren, kiezen van een geschikte bron en ingang, kie-zen van trefwoorden; onderscheiden van en omgaan met specifieke naslagwerken (woor-denboek, encyclopedie, telefoongids, internet).
3 Kaartlezen: selecteren van de geschikte kaart, identificeren (met hulp van vakkenstelsel, windroos, legenda, register en schaal), visualiseren, analyseren en interpreteren van kaart¬gegevens.
4 Lezen van schema's, tabellen en grafieken: selecte¬ren van een grafiek als informatiebron, iden¬tificeren van gegevens met gebruik van titel, symbolen e.d., analyseren en interpreteren van gegevens.
Technisch lezen:
- Correct lezen
- Vlot lezen
- Vloeiend lezen (op toon)
- Leesplezier ontwikkelen
- Leenwoorden uit het Frans of Engels met bijzondere uitspraak
Wat leren de kinderen in groep 6
Schrijven:
- Schrijven met goede zithouding, papierligging en potloodhantering.
- Temposchrijven.
- Automatiseren van het schrift (tussen en op de lijnen schrijven) .
- Kritisch beoordelen van het eigen handschrift.
Rekenen:
- Verkenning van de getallen tot 1000000
- Handig rekenen en hoofdrekenen
- Cijferend optellen
- Cijferend aftrekken
- Cijferend delen
- Hoofdrekenend vermenigvuldigen en delen
- Geldrekenen
- Breuken
- Kommagetallen
- Meten: lengte, oppervlakte, omtrek, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur
- Meetkunde: bouwen, roosters, plattegronden, plaats- en richtingbepaling, spiegelen
- Diversen: verhoudingen, schaal, diagrammen
Taal:
Spreken en luisteren:
- omgaan met vragen en antwoorden
- uitleggen
- delen van ervaringen, meningen en emoties
- omgaan met elkaar
- vertellen en spelen
- gesprekken voeren
- beschrijven
- mededelingen doen en berichten
- verslag doen
- voorlezen en voordragen.
Woordenschat:
810 nieuwe moeilijke woorden met hun betekenissen
Zinsbouw:
- zelfstandige naamwoorden
- bijvoeglijke naamwoorden
- werkwoorden
- Leestekens
- Voegwoorden
Woordbouw:
- De vormen van een werkwoord
- Samengestelde woorden
- Afleidingen
- Verkleinwoorden
Schrijven (stellen)
- Gedachten en gevoelens geordend op papier krijgen
Begrijpend lezen:
- De leerlingen kunnen aangeven met welk doel ze een tekst lezen.
- De leerlingen kunnen teksten analyseren en begrijpen.
- De leerlingen kunnen aangeven wat de structuur van de tekst is.
- De leerlingen kunnen hoofdgedachte, thema en onderwerp in een tekst bepalen.
- De leerlingen kunnen teksten kritische lezen.
Studievaardigheden:
- Centrale vraag ontdekken
- Alfabetiseren
- Schaal, vakkenstelsel, register
- Tabel, pijlenschema, beeldgrafiek
- Stroom- en boomdiagrammen
- Ingangen
- Selecteren
- Trein- en busverbindingen
- Feiten, meningen, oorzaak en gevolg
- Woordenboek, encyclopedie, informatieve boeken en internet
- Beeldgrafiek, staafgrafiek, kolomgrafiek
- Samenvatten
- Zoeken op het internet
- Interpreteren
- Lijngrafiek en cirkeldiagram
Technisch lezen:
- Correct lezen
- Vlot lezen
- Vloeiend lezen (op toon)
- Leesplezier ontwikkelen
- Leenwoorden uit het Frans of Engels met bijzondere uitspraak
Wat leren de kinderen wij in groep 7
Schrijven:
- Schrijven met goede zithouding, papierligging en potloodhantering.
- Temposchrijven.
- Automatiseren van het schrift (tussen en op de lijnen schrijven) .
- Kritisch beoordelen van het eigen handschrift.
- Schrijven van hoofd- en kleine letters in blokschrift.
- Schrijven van cijfers en leestekens.
- Schrijven van lange woorden.
Rekenen:
- Verkenning van de getallen tot 1000000
- Handig rekenen en hoofdrekenen
- Cijferend optellen
- Cijferend aftrekken
- Cijferend delen
- Hoofdrekenend vermenigvuldigen en delen
- Geldrekenen
- Breuken
- Kommagetallen
- Procenten met behulp van de procentenstrook
- Meten: lengte, oppervlakte, omtrek, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur
- Meetkunde: bouwen, roosters, plattegronden, plaats- en richtingbepaling, spiegelen
- Diversen: verhoudingen, schaal, diagrammen
Taal:
Spreken en luisteren:
- omgaan met vragen en antwoorden
- uitleggen
- delen van ervaringen, meningen en emoties
- omgaan met elkaar
- vertellen en spelen
- gesprekken voeren
- beschrijven
- mededelingen doen en berichten
- verslag doen
- voorlezen en voordragen.
Woordenschat:
- woorden leren (woordbetekenissen en relaties tussen woorden).
- Woorden leren leren (strategieën en taalbeschouwing)
Zinsbouw:
- zelfstandige naamwoorden
- bijvoeglijke naamwoorden
- werkwoorden
- Leestekens
- Voegwoorden
- Gezegde
- Onderwerp
Woordbouw:
- De vormen van een werkwoord
- Samengestelde woorden
- Afleidingen
- Verkleinwoorden
- Deelwoordvorm
Schrijven (stellen)
- Gedachten en gevoelens geordend op papier krijgen
- Alinea
- Citaat
- Dialoog
Begrijpend lezen:
- De leerlingen kunnen aangeven met welk doel ze een tekst lezen.
- De leerlingen kunnen teksten analyseren en begrijpen.
- De leerlingen kunnen aangeven wat de structuur van de tekst is.
- De leerlingen kunnen hoofdgedachte, thema en onderwerp in een tekst bepalen.
- De leerlingen kunnen teksten kritische lezen.
Studievaardigheden:
- Centrale vraag ontdekken
- Alfabetiseren
- Schaal, vakkenstelsel, register
- Tabel, pijlenschema, beeldgrafiek
- Stroom- en boomdiagrammen
- Ingangen
- Selecteren
- Trein- en busverbindingen
- Feiten, meningen, oorzaak en gevolg
- Woordenboek, encyclopedie, informatieve boeken en internet
- Beeldgrafiek, staafgrafiek, kolomgrafiek
- Samenvatten
- Zoeken op het internet
- Interpreteren
- Lijngrafiek en cirkeldiagram
- Omgaan met woordenboek
- Analyseren
Technisch lezen:
- Correct lezen
- Vlot lezen
- Vloeiend lezen (op toon)
- Leesplezier ontwikkelen
- Leenwoorden uit het Frans of Engels met bijzondere uitspraak
- Lezen van leestekens
- Intonatie lezen
Spelling:
Auditieve herkenningsstrategie:
- -tie
- -heid
- -teit
- -isch(e)
Visuele inprentingsstrategie:
- ij of ei
- au of ou
- /oo/ = au
- /oe/ = ou
- /k/ of /s/ = c
- i of ie
- y
- /g/ = ch
- /sj/ = ch
- /zj/= g
- Leenwoorden
- ice
- th
- x
- q
- /p/ = b
- wr
- moeilijk verlengbare –d
- e
Regelstrategie bij onveranderlijke woorden:
- open of gesloten lettergrepen
- f wordt ff of v en s wordt ss of z
- afbreken van woorden
- tussen –s en tussen –n
- hoofdlettergebruik
- woordtekens
Werkwoorden:
- De persoonsvorm vinden
- De persoonsvorm schrijven
- Van infinitief een persoonsvorm maken en omgekeerd
- Herkennen van ten-werkwoord met en zonder klankverandering
- Herkennen van den-werkwoord met en zonder klankverandering
- Ten-werkwoorden in de tt en de vt kunnen schrijven
- Den-werkwoorden in de tt en de vt kunnen schrijven
- De vormen van hebben en zijn beheersen.
Wat leren de kinderen wij in groep 8
Schrijven:
- Schrijven met goede zithouding, papierligging en potloodhantering.
- Temposchrijven.
- Automatiseren van het schrift (tussen en op de lijnen schrijven) .
- Kritisch beoordelen van het eigen handschrift.
- Schrijven van hoofd- en kleine letters in blokschrift.
- Schrijven van cijfers en leestekens.
- Schrijven van lange woorden.
Rekenen:
- Verkenning van de getallen tot 1.000.000
- Handig rekenen en hoofdrekenen
- Cijferend optellen
- Cijferend aftrekken
- Cijferend vermeningvuldigen
- Cijferend delen
- Hoofdrekenend vermenigvuldigen en delen
- Geldrekenen
- Breuken
- Kommagetallen
- Procenten met behulp van de procentenstrook
- Verhoudingstabellen
- Meten: lengte, oppervlakte, omtrek, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur
- Meetkunde: bouwen, roosters, plattegronden, plaats- en richtingbepaling, spiegelen
- Diversen: verhoudingen, schaal, diagrammen
Taal:
Spreken en luisteren:
- omgaan met vragen en antwoorden
- uitleggen
- delen van ervaringen, meningen en emoties
- omgaan met elkaar
- vertellen en spelen
- gesprekken voeren
- beschrijven
- mededelingen doen en berichten
- verslag doen
- voorlezen en voordragen.
Woordenschat:
- 810 nieuwe moeilijke woorden met hun betekenissen en relaties tussen woorden
- Strategieën om de betekening van onbekende woorden te achterhalen
- Strategieën om de betekening duidelijk te maken
- Strategieën om woorden te onthouden
Zinsbouw:
- zelfstandige naamwoorden
- bijvoeglijke naamwoorden
- lidwoorden
- voorzetsels
- werkwoorden
- persoonsvorm
- onderwerp
- naamwoordelijk- en werkwoordelijk gezegde
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- Leestekens
- Voegwoorden
- Zinnen kunnen staan in de lijdende – en bedrijvende vorm
Woordbouw:
- De vormen van een werkwoord
- Samengestelde woorden
- Afleidingen
- Verkleinwoorden
- Vervoegingen
- Tegenwoordige tijd, verleden tijd en toekomende tijd
Schrijven (stellen)
Gedachten en gevoelens geordend op papier krijgen
Begrijpend lezen:
- De leerlingen kunnen aangeven met welk doel ze een tekst lezen.
- De leerlingen kunnen teksten analyseren en begrijpen.
- De leerlingen kunnen aangeven wat de structuur van de tekst is
- De leerlingen kunnen hoofdgedachte, thema en onderwerp in een tekst bepalen.
- De leerlingen kunnen teksten kritische lezen.
Studievaardigheden:
- Centrale vraag en hoofdonderwerp ontdekken
- Hanteren van informatiebronnen
- Verschillende soort kaarten lezen en vergelijken
- Schema’s en tabellen lezen
- Kritisch lezen, feiten en meningen
- Gebruik van een woordenboek
- Functies ontdekken van kaarten
- Stroomdiagrammen en boomdiagrammen aflezen
- Teksten omzetten naar schema’s
- Ontdekken van ingangen
- Vakkenstelsel, register en schaal lezen
- Beeld-, staaf- , lijn- cirkel en kolomgrafie aflezen
- Hoofdzaken en bijzaken scheiden.
- Samenvatten
- Naslagwerken en internet gebruiken
Technisch lezen:
- Correct lezen
- Vlot lezen
- Vloeiend lezen (op toon)
- Leesplezier ontwikkelen
- Leenwoorden uit het Frans of Engels met bijzondere uitspraak
Spelling:
- Hoofdletters
- Leenwoorden uit de Franse of Engelse taal
- Woorden met th, x, y, z, wr of q
- Woorden schrijven met een ei of ij
- Woorden met een i of ie
- Woorden met een z of s
- Woorden met een v of f
- Woorden met een tie of -ti-
- Woorden schrijven met een c die als /k/ of /s/ wordt uitgesproken
- Woorden met een ou die als /oe/ uitgesproken worden
- Woorden met een g die als /zj/ uitgesproken worden
- Woorden met een ch die als /sj/ uitgesproken worden
- Woorden met een b die als /p/ uitgesproken worden
- Woorden die eindigen op tijd of teit
- Woorden die eindigen op air
- Woorden die eindigen op heid
- Woorden die eindigen op –isch(e)
- Werkwoordspelling
- Verkleinwoorden
- Samenstelling met of zonder tussen –n of –s
- Samenstellingen met een koppelteken
- Woorden met een accentteken
- Woorden met een apostrof
- Woorden met een trema
- Woorden met een open of gesloten lettergreep
- Bijzondere meervoudsvormen
- Bijzondere inprentwoorden
- Bijzondere verkleinwoorden
Einde